Door Annemieke Klijn
Maria Johanna Drop was de eerste vrouwelijke hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Limburg. Zij werd op 6 juni 1980 bij koninklijk besluit tot hoogleraar medische sociologie benoemd aan de Faculteit der Geneeskunde en een jaar later ook aan de Algemene Faculteit. Zelf vond zij haar ‘vrouw-zijn’ minder het opmerken waard dan haar prestaties, hoewel zij zich kritisch kon uitlaten over de mannelijke mores aan de universiteit. Drop werkte al sinds 1975 als universitair hoofddocent aan de medische faculteit. In 1979 was zij gepromoveerd op Arbeidsverdeling, normatieve integratie en typen afwijkend gedrag, een onderzoek dat zij op het Nederlands Instituut voor Preventieve Geneeskunde had uitgevoerd.
Drop groeide op in een gereformeerd middenstandsmilieu in de Transvaalwijk in Den Haag, waar haar vader als bakker in een broodfabriek werkte. Tegen het einde van de oorlog werd haar vader vanwege verzetswerk opgepakt en in het concentratiekamp Amersfoort gefusilleerd als represaille voor de aanslag op de Duitse SS-officier Hans Rauter. In 1954 behaalde de leergierige Drop haar einddiploma hbs-a, waarna zij met een toelage van de Stichting 1940-1945 sociologie aan de Rijksuniversiteit Leiden ging studeren. Na haar studie werkte zij vanaf 1967 als wetenschappelijk medewerker van het Nederlands Instituut voor Preventieve Geneeskunde/TNO te Leiden.
In de lijn van de basisfilosofie startte de capaciteitsgroep medische sociologie met onderzoek naar de maatschappelijke invloeden op verschijnselen van ziekte en gezondheid. Hoewel het de bedoeling van de basisfilosofie was om de klinische functies zo veel mogelijk over de regio te verdelen, zat Drop overigens op de lijn van Greep: er moest één groot academisch top-ziekenhuis komen, waar de hoogleraren de afdelingen zouden bestieren. Alleen op die wijze was het, aldus Drop, mogelijk om kwalitatief goede hoogleraren aan te trekken. Drop werd al snel lid van de Onderzoekscommissie. Zij leidde het project ‘leefwijze en gedragsverandering’, waarbij haar interesse vooral uitging naar de psychosociale aspecten van eetgedrag en drankgebruik, afwijkend gedrag, anorexia nervosa, regionale verschillen in mortaliteit en meer algemeen structurele en culturele verklaringen voor sociaal-economische verschillen in gezondheid.
In het onderwijs was zij onder meer actief in de curriculumplanningsgroep en de onderwijscommissie. Ook was zij te vinden voor bestuurswerk binnen de universiteit, zoals de faculteits- en de universiteitsraad, én er buiten. Zo nam zij deel aan de Adviescommissie Gezondheidsraad Epidemiologische Wetgeving, het bestuur Stichting Interuniversitair Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek en het bestuur van het Medisch en Maatschappelijk Informatie Centrum. In 2000 liet Drop weten nog graag tot 2005 honorair hoogleraar medische sociologie te blijven. Zij voelde zich toen 30, maar, zo gaf zij toe, haar lijf was 65, met minder energie. Drop overleed op 3 november 2002.
Verder lezen: http://www.kec-um.nl/collecties/drop--riet