Adrien Pelerin (1698-1771)

Adrien Pelerin
Adrien Pelerin

Door Annemieke Klijn

Adrien Pelerin staat bekend als de eerste hoogleraar geneeskunde in Maastricht. In 1738 ontving hij de titel van Professor Anatomiae et Chirurgiae van de Raad van State, een adviesraad tijdens de Republiek der Verenigde Nederlanden. Pelerin was toen al sinds twee jaar verbonden aan de illustre school in Maastricht als doctor medicinae. Deze school was bedoeld om vakkennis, dus bij voorkeur direct inzetbare kennis, en algemene ontwikkeling in bredere lagen van de bevolking te verspreiden. Op het gebied van de plaatselijke gezondheidszorg vervulde Pelerin diverse prestigieuze functies. Zo gaf hij als professor openbare anatomische lessen voor de doctores medicinae en chirurgijns, en wellicht ook voor de leerlingen van de illustre school. Hij was bovendien niet alleen verantwoordelijk voor het toezicht op de gezondheidszorg in de stad, maar gaf ook leiding aan het militair hospitaal, het eerste garnizoenshospitaal in de Republiek. Maastricht was een cruciaal militair bolwerk tegen een potentiële aanval vanuit Frankrijk. De stad herbergde soms duizenden soldaten.

Pelerin groeide op in een gereformeerd milieu – hij behoorde tot Waalse gereformeerde kerk – en studeerde geneeskunde in Leiden. Hier kreeg hij het gedachtengoed mee van de wereldberoemde Herman Boerhaave (1669-1737), hoogleraar in de anatomie en voorstander van een empirische benadering van de geneeskunde. In 1719 promoveerde hij op een dissertatie over de pokken, ‘de varioles’. Pelerin toonde zich voorstander van variolatie, het uitlokken van een pokkeninfectie door iemand met echte pokstof in te enten ter voorkoming van een pokkeninfectie; een toen niet onomstreden ingreep overigens die risico’s met zich meebracht.

Militair hospitaal van Gulpen
Militair hospitaal van Gulpen

In Maastricht maakte Pelerin deel uit van een elite, waarin een protestantse minderheid een belangrijke rol speelde in de verder overwegend katholieke stad. Zijn woonhuis lag aan het Vrijthof, niet ver van het stadhuis. Als ‘beschaafde burger’ zette hij zich in voor de gemeenschap. Hij zat jarenlang als schepen en gezworene in het stadsbestuur. Dit was ‘tweeherig’, dat wil zeggen paritair samengesteld uit Luikse en Brabantse, dus katholieke en gereformeerde, leden. Daarnaast was hij lid van de Koninklijke Maatschappij der Wetenschappen. Zijn aandacht ging echter vooral uit naar de medische zorg in het Militair Hospitaal – gehuisvest in het voormalige eerste Minderbroedersklooster, vlak naast de Jeker om de excrementen in af te voeren. Onder zijn leiding werd de medische zorg, inclusief de apotheek en het gebouw, verbeterd. In 1747 werd hij geconfronteerd met het bloedige slagveld van Lafelt als gevolg van de Oostenrijkse Successieoorlog. Er werden toen honderden gewonden naar het militair hospitaal vervoerd. Soldaten hadden breuken en brandwonden en liepen vaak wondinfecties op, maar zij werden vooral ook getroffen door ‘koortsen’. Onder de soldaten en officieren brak dysenterie en tyfus uit, vaak fatale ziekten, die vanwege het besmettingsrisico voor de behandelaars – én voor de plaatselijke bevolking – eveneens riskant waren. In drukke tijden had Pelerin de zorg over 250 à 300 patiënten. In 1771 overleed hij. Het centraal stellen van de handel en wandel van individuen brengt met zich mee dat de factor toeval en geluk in deze universiteitsgeschiedenis sterk naar voren komt. Pelerin ligt begraven in graf nummer 13 onder de vloer van de Waalse kerk.

Verder lezen: Hillen, H (2010). ‘Eerste hoogleraar geneeskunde Maastricht: Pelerin’ , Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 154, no. 40, 1877-1878. Zie: https://www.ntvg.nl/artikelen/eerste-hoogleraar-geneeskunde-maastricht-pelerin/volledig

 

Sluit de enquête