Geschiedenis van de ziekenhuiszorg in Maastricht
Het Maastricht UMC+ is een jong academisch ziekenhuis (we openden onze deuren in 1986), maar de geschiedenis van de geneeskunde in Maastricht gaat veel verder terug, tot de tiende eeuw. Neem een kijkje in de geschiedenis van het Maastricht UMC+ en de geneeskunde in Maastricht.
Al in de tiende eeuw stichtte het kapittel van Sint Servaas (een college van wereldlijke geestelijken) op verzoek van de Franse koningin een gasthuis in Maastricht voor de Franse bedevaartgangers die het graf en de relieken van de heilige Servaas bezochten. Dit was het Sint-Servaasgasthuis aan het Vrijthof in centrum Maastricht. Ook zieken konden hier terecht in het kader van armenzorg.
Later werd Maastricht met meerdere gasthuizen verrijkt. In de middeleeuwen, en nog lang erna, was geen sprake van specifieke ziekenzorg. In de gasthuizen stond de opvang van zieken primair in het kader van christelijke naastenliefde. De meeste zieken bleven bij voorkeur thuis. Gasthuizen hadden een slechte naam in verband met besmettingsgevaar. Voor lijders aan de pest, lepra en andere besmettelijke ziekten kwamen, al dan niet tijdelijk, afzonderlijke voorzieningen tot stand.
1762
Elisabeth Strouven stichtte het klooster Calvariënberg. Binnen de muren van dit klooster wijdden de zusters zich aan caritas ofwel de christelijke deugd van naastenliefde. Uit liefde voor God richtten deze zusters zich op hulpbehoevende mensen, onder anderen zieken.

In 1672 kreeg Maastricht een speciaal hospitaal voor soldaten. Dit werd, vanaf 1684, gevestigd in het eerste Minderbroedersklooster, vlakbij de Jeker om de excrementen af te voeren. Maastricht was een garnizoensstad, een cruciaal militair bolwerk tijdens de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden en herbergde soms duizenden soldaten van het Staatse leger. Zieke soldaten kwamen in het militaire hospitaal terecht. Tot de bekende ‘legerziekten’ behoorden ‘buikloop’ en de zogenaamde ‘venus-ziekte’. De therapeutische mogelijkheden waren gering. De geneeskunde baseerde zich op de humoraalpathologie van Hippocrates en Galenus. Volgens deze leer bestond het menselijk lichaam uit vier humores of lichaamssappen:
bloed, gele gal, zwarte gal en slijm. Verstoring van het natuurlijk evenwicht tussen de lichaamssappen leidde vanuit deze visie tot ziekte. De remedie moest daarom worden gezocht in het herstel van het evenwicht door bijvoorbeeld een dieet in combinatie met aderlaten, purgeren, verkoelende middelen en medicatie, vaak een mix van exotische ingrediënten.

De Raad van State benoemde Adrien Pelerin (1698-1771) tot hoofd van het militair hospitaal. Twee jaar later droeg deze de titel van Professor Anatomiae et Chirurgiae aan de illustre school. Pelerin had oog voor het belang van frisse lucht ter voorkoming van ‘legerziekten’ en beval hygiëne en goede voeding aan. In vrijwel alle gevallen waren (meerdere) aderlatingen, soms in combinatie met braakmiddelen, het zetten van klysma’s, het gebruik van kinabast en andere ingewikkelde recepten als therapeuticum in zwang. Bij ernstige verwondingen of breuken waren amputaties van de betreffende ledematen soms onvermijdelijk.



1794
Tijdens de belegering van Maastricht in 1794 namen de Fransen het in 1757 gebouwde armenhuis aan de Grote Looiersstraat in gebruik om er een militair hospitaal in vestigen: het Hôpital Militaire de la Concorde. Na de Franse Tijd kreeg het gebouw bestemming als Garnizoenshospitaal, en werd het gebouw uitgebreid met nieuwe vleugels. Pas in 1920 kwam met de komst van de Tapijnkazerne definitief een einde aan de verpleging van zieke soldaten in dit zogenaamde tweede Militair Hospitaal.

1821
Na de Franse tijd (1795-1813) verbouwde het Burgerlijk Armbestuur het voormalige klooster Calvariënberg op de hoek van Calvariestraat en de Abtstraat tot Algemeen Burgerlijk Zieken- en Gebrekkigenhuis.
In 1822 kwam een aparte ziekenhuisvleugel tot stand met ruim 100 bedden. Calvariënberg ving niet alleen zieken op, maar ook ‘gebrekkigen’, invaliden en kraamvrouwen. Een deel van het gebouwencomplex werd in 1847 bestemd tot krankzinnigengesticht. De verpleging lag in handen van lekenpersoneel.

1837
De in 1837 opgerichte congregatie de Liefdezusters van de heilige Carolus Borromeus ofwel de zusters Onder de Bogen namen de verzorging van de zieken op zich.

1848
Tussen 1848-1849, 1854-1855,1858-1859 en in 1866 had Maastricht met cholera-epidemieën te kampen. De epidemieën eisten rond de 800 doden.
---
1872
De Wet op de besmettelijke ziekten verplichtte de gemeenten om lijders aan besmettelijke ziekten te isoleren. Calvariënberg richtte noodlazaretten in.
Calvariënberg was volgens het Burgerlijk Armbestuur te klein en verouderd. Een fundamentele verbouwing liet echter op zich wachten. Het streven naar modernisering ging hand in hand met vernieuwing in de geneeskunde die sinds het midden van de negentiende eeuw op zoek was naar een natuurwetenschappelijke basis. De therapeutische successen bleven gering, maar de diagnostische mogelijkheden namen toe, dankzij diverse technische hupmiddelen, zoals verbeterde microscopen, de stethoscoop en de oftalmoscoop.

1881
In 1881 trok het Burgerlijk Armbestuur de chirurg Lambert Theodorus van Kleef (1846-1928) aan. Drie haar later werd hij eerste geneesheer van Calvariënberg. Van Kleef had de Rijkskweekschool voor militair geneeskundigen in Utrecht afgerond en was in 1880 in Heidelberg gepromoveerd. De ontwikkelingen op het gebied van de chirurgie waren toen veelbelovend dankzij antiseptische en later aseptische technieken, waardoor een chirurgische ingreep meer kans van slagen kreeg. Voortvarend nam Van Kleef de modernisering van de ziekenzorg ter hand. Van Kleef verwierf internationale bekendheid met zijn maag- en darmoperaties, ook al waren die niet altijd succesvol.
1882
Tussen 1882-1848 en in 1889 heerste een tyfus-epidemie in Maastricht.
1883
Het Burgerlijk Armbestuur geeft aan de Antwerpse architecten Jules Bilmeyer en Jozef van Riel de opdracht een nieuw ziekenhuis aan de Abtstraat te ontwerpen. Geïnspireerd door de ziekenhuisarchitectuur in België en Duitsland werd gekozen voor het ‘gewijzigd paviljoenstelsel’, een mengvorm tussen corridor- en paviljoenbouw, waarbij de paviljoens ofwel de ziekenzalen met gangen aan elkaar waren verbonden; de meeste andere ruimtes kwamen direct op de gangen uit. De nieuwbouw stond niet op zich zelf. Ook elders in Nederland kwamen nieuwe ziekenhuizen van de grond.

1883
Het Burgerlijk Armbestuur geeft aan de Antwerpse architecten Jules Bilmeyer en Jozef van Riel de opdracht een nieuw ziekenhuis aan de Abtstraat te ontwerpen. Geïnspireerd door de ziekenhuisarchitectuur in België en Duitsland werd gekozen voor het ‘gewijzigd paviljoenstelsel’, een mengvorm tussen corridor- en paviljoenbouw, waarbij de paviljoens ofwel de ziekenzalen met gangen aan elkaar waren verbonden; de meeste andere ruimtes kwamen direct op de gangen uit. De nieuwbouw stond niet op zich zelf. Ook elders in Nederland kwamen nieuwe ziekenhuizen van de grond.

1991


Het nieuwe ‘Gasthuis Calvariënberg’ aan de Abtstraat werd in gebruik genomen. Het had vier ruime verpleegzalen, twee voor mannen en twee voor vrouwen, twee recreatiezalen, en een klasse-afdeling; de ‘epidemische afdeling’ werd ondergebracht in een gebouw naast Calvariënberg aan de Abtstraat. Verder had het nieuwe ziekenhuis een operatiezaal, een polikliniek en dienstverblijven voor personeel. Rond 1890 werd de chirurgie hèt symbool voor vooruitgang. De status van de geneeskunde nam toe, en het aantal patiënten eveneens tot maar liefst 2000 aan het begin van de twintigste eeuw. Het aantal personeelsleden in Calvariënberg bleef rond de eeuwwisseling vooralsnog bescheiden.
1892
De ‘epidemische afdeling’ van Calvariënberg raakte overvol tijdens de epidemieën die de Maastrichtse bevolking teisterden. Zo heerste er tussen 1892-1993 een difterie-epidemie en in 1894 een cholera-epidemie in Maastricht.
1896
Van Kleef begon samen met Heinrich Joseph Hoffmans (1842– 1925), leraar natuurkunde en directeur van de ‘Hoogere Burgerschool’ van Maastricht te experimenteren met röntgenstralen. Zo werd er een röntgenfoto gemaakt van de hand van de dochter van Van Kleef, Bertha. Een jaar later kocht Van Kleef een röntgenapparaat voor Calvariënberg.


1904
Van Kleef nam afscheid en werd door G.C.F. Rombouts (1869-1946) als geneesheer-directeur opgevolgd.

1905
De longfunctieafdeling in ziekenhuis Calvariënberg.

1910
De mannenafdeling chirurgie van hetziekenhuis Calvariënberg.

1913
In Calvariënberg werd een nieuw röntgenlaboratorium ingericht.

1919

A.H.J.H. (Antonius) Hintzen (1883-1934) werd geneesheer-directeur van Calvariënberg. Hij nam de modernisering van het ziekenhuis ter hand. Hij verwezenlijkte diverse initiatieven, zoals twee noodbarakken in de tuin, een zusterhuis, de samenvoeging van het chemisch, het pathologisch en het bacteriologisch laboratorium, en een vergroting van de kinderafdeling. Medio jaren twintig werd het ‘epidemisch ziekenhuis’ gebouwd, kwam er een centrale verwarming en koud en warm stromend water. Nieuwe specialismen en specialisten deden hun intrede. Hintzen overleed na een galblaasoperatie in zijn eigen ziekenhuis Calvariënberg.

1920

Tussen 1901 en 1920 nam het aantal klassepatiënten toe van 172 naar 475: een teken dat de geneeskunde aan prestige won.


1924
Opening nieuwe ingang ziekenhuis Calvariënberg, Abtstraat 6.

1930

Vanaf 1922 werkte de kindergeneeskundige Hendrik Koenen (1891-1963) in het ziekenhuis Calvariënberg. Hij zette hier een polikliniek op en wist de aanbouw van een nieuwe kinderkliniek in 1928 door te duwen. Hij was ook verbonden aan het Groene Kruis en speelde een centrale rol bij het terugdringen van de zuigelingen- en kindersterfte in Maastricht en de regio door het geven van voorlichting over moedermelk, meer algemeen over het belang van hygiëne en goede voeding. In Calvariënberg was hij hoofd van twee afdelingen voor jongens en een afdeling voor meisjes.
1930
De röntgenafdeling werd in de loop van de jaren dertig gemoderniseerd. Zo kwam er een röntgenapparaat voor ‘diepte therapie’ ter behandeling van kanker bij. Met het stijgen van de levensverwachting nam het aantal patiënten met kanker toe. Tegelijkertijd kreeg de bestrijding van deze gevreesde ziekte ook steeds meer aandacht. De nog weinig gerichte radiotherapie kende echter nogal wat bijwerkingen, zoals nevenschade aan de gezonde weefsels.

1935

Charles Mendes de Leon (1893-1962) werd geneesheer-directeur van Calvariënberg. Hij kwam uit Amsterdam en was assistent geweest van de vermaarde Isidore Snapper, hoogleraar interne geneeskunde in Amsterdam. In 1930 werd Mendes de Leon benoemd tot hoofd van de afdeling Bacteriologie van de inwendige kliniek van het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam en van 1932 tot 1935 was hij als internist aan het R.K. Ziekenhuis te Zaandam verbonden. In 1935 besloot hij de functie van geneesheer-directeur van het ziekenhuis Calvariënberg te aanvaarden. Mendes de Leon zette onder andere een bloedtransfusiedienst op.
1936
De nieuwe afdeling voor longlijders.

1940

Op 10 mei 1940 vielen Duitse troepen Nederland binnen. Calvariënberg werd korte tijd gevorderd door het Duitse leger. Mendes de Leon, van joodse afkomst, werd aanvankelijk uit zijn functie gezet, maar verwierf in 1941 een zogenaamde ‘Ariër-verklaring’, zodat hij zijn werk kon hervatten. In 1942 werd hij enige tijd gegijzeld in Haaren. Na zijn vrijlating eind 1942 nam hij deel aan het medisch verzet. Hij nam enkele joodse vrouwen op in de interne afdeling, zodat deze de oorlog wisten te overleven. Eén van hen, Rosa Salmang-Windmüller (1860-1955), tekende haar herinneringen uit deze periode op. In mei 1943 werd zij in het ziekenhuis opgenomen, waar de zusters haar ‘lief, behulpzaam en zeer vlijtig’ verzorgden.
Op 17 augustus ging het Haupt Kriegsgefangenen Lazarett aan de Tongersestraat 53 open. In dit tijdelijke ziekenhuis verzorgde het Rode Kruis Nederlandse en Belgische krijgsgevangenen. Op de foto is de medische staf en verpleegkundige staf van dit ziekenhuis te zien.


1943
De radioloog Gerard Jacobus van der Plaats (1903-1995) ontwikkelde samen met Philips de ‘kogelzoeker’ ofwel ‘boloscoop’, een röntgenapparaat, waarmee hij kogels en granaatscherven wilde opsporen, zodat deze gemakkelijker konden worden verwijderd.

1944
De bevrijding van Maastricht op 14 september 1944 maakte een einde aan de Duitse bezetting. Maastricht werd als eerste stad in Nederland bevrijd. Tijdens de wederopbouw van Nederland werd ook de nieuwbouw van het ziekenhuis hervat.
1948
St. Annadal in aanbouw....

... en een jaar later

1950

Het nieuwe St. Annadalziekenhuis ging open in aanwezigheid van onder andere Josef van Schaik, minister van Binnenlandse Zaken ad interim, en van Joseph Lemmens, bisschop van Roermond. Volgens de statuten was St. Annadal een algemeen ziekenhuis. Vanwege de naamgeving én de inwonende religieuzen had menigeen de indruk dat het om een katholiek ziekenhuis ging. Het ziekenhuis telde in 1950 367 bedden Nog voor de opening bleek St. Annadal te klein. De afdeling neurologie bleef daarom in het oude Calvariënberg gehuisvest.
1950

De verpleging kreeg een nieuwe speld!
Eind 1950
St. Annadal presenteert zich aan de buitenwereld. Het ziekenhuis liet vooral de nieuwe technische snufjes zien, zoals het laboratorium, de broodkamer en de keuken. In het ziekenhuis was veel licht. De medische specialisatie zette door. In St. Annadal werkten nu twee chirurgen, een internist, twee keel-, neus- en oor specialisten, een radioloog-röntgenoloog, een gynaecoloog, een zenuwarts (neuroloog en psychiater), een kindergeneeskundige, een orthopeed, een anesthesioloog, een patholoog-anatoom en een apotheker. In 1950 werd bovendien een nieuwe operatiekamer geopend.




1951

Aan het begin van de jaren vijftig was de angst voor poliomyelitis in Nederland groot. Polio ofwel ‘kinderverlamming’ is besmettelijk en kan verlammingen geven, die tot blijvende restverschijnselen en zelfs de dood kunnen leiden. Soms raakte een patiënt afhankelijk van een ijzeren long. Merkwaardig genoeg kwam de ziekte voor 1900 betrekkelijk weinig voor, maar in 1951, 1952 en 1956 braken polio-epidemieën uit. Naar aanleiding daarvan startte de overheid vanaf 1957 met een vaccinatie programma, waarna polio in ons land een zeldzame ziekte is geworden. Het vaccin wordt meestal in een ‘cocktail’ samen met andere vaccins gegeven in het DKTP-vaccin (difterie-, kinkhoest, tetanus-, poliovaccin). In Annadal was een speciale afdeling voor kinderen met polio, waar ze gestimuleerd werden om te bewegen.

1954
Kort na de opening van het nieuwe ziekenhuis werd al uitbreiding gerealiseerd. In 1954 was de eerste fase af. St. Annadal had nu 212 extra bedden. Op instigatie van de radioloog Gerard van der Plaats werd in 1954 ook het Subcentrum voor de kankerbestrijding geopend.


1955
Het aantal lekenzusters nam in de loop van de jaren vijftig verhoudingsgewijs snel toe ten opzichte van de religieuze zusters. De eerste (mannelijke) verplegers werden al gesignaleerd.
1956
De zusters in de weer in de sterilisatiekamer van de apotheek.

1960

Uit het Verslag over het jaar 1960 van het Ziekenhuis St. Annadal blijkt dat er in 1960 709 personeelsleden rondliepen. In 1951 telde het ziekenhuis nog maar 383 personeelsleden. Werkten hier in 1951 44 religieuze zusters, in 1961 waren dit er 33. Zij bezetten nog lang de sleutelposities in het ziekenhuis. Na 1960 werd het aantal specialisten verder uitgebreid met: plastische chirurgie, urologie en revalidatiegeneeskunde. Kort daarna verschenen oncologie, cardiologie, hartchirurgie, pulmonologie, dermatologie en nucleaire geneeskunde. Hand in hand met deze specialisatie kwamen er ook uiteenlopende laboratoria bij.
1965

De Stichting Wetenschappelijk Onderwijs Limburg (SWOL) werd opgericht met het doel het wetenschappelijk onderwijs in Limburg te bevorderen. Uit politieke overwegingen ging de SWOL zich vooral op het, in eerste instantie, binnenhalen van een achtste medische faculteit richten. Maar niet alleen Maastricht, ook Twente, Eindhoven en Tilburg lobbyden om een achtste medische faculteit te krijgen.
1966
Begin jaren zestig kwam het verpleegstersinternaat tot stand onder de fraaie naam Amicitia Recreationis Cunabula (de ARC) dat wil zeggen: vriendschap is de bakermat van de ontspanning. Mentrix was zuster T. van Even, die in het personeelsblad Annadal van september 1966 stelde dat de Arc op de eerste plaats een tehuis moest zijn voor ongeveer 165 inwonende verpleegsters en verpleegkundigen. Ook was hier plaats voor ‘de groentjes’, leerling-verpleegsters, die een groen uniform met een witte schort droegen. In de ARC moest net als in een huisgezin, aldus zuster van Even, orde en regelmaat zijn. Zij wilde de ‘teugels strak houden’. Toch was de verplichtingen voor ‘de meisjes’ volop gelegenheid een ‘eigen leven’ te leiden. Zuster T. van Even werd bijgestaan door zuster Quaden en mejuffrouw Toussaint. De verpleegkundige hadden een eigen kamer, maar op de begane grond van de flat was de conversatiekamer (met teevee), waar ‘gezellig gebabbeld’ kon worden ‘bij een kopje koffie of thee’. Zuster Majella was het hoofd van de cafetaria en juffrouw Reinders was kokkin in de keuken.


1967

In februari 1967 kreeg St. Annadal, zo is te lezen in het personeelsblad Anna Len (Jrg. 3, nr. 3), de beschikking over ‘een even moderne als efficiënte inrichting en apparatuur’ op de röntgenafdeling, waar Gerard van der Plaats de scepter zwaaide. Van der Plaats was altijd gespitst op de allernieuwste technische ontwikkelingen. Hij werkte veel samen met Philips. St. Annadal trok om die reden veelvuldig internationaal bezoek, waarvan de met foto’s geïllustreerde gastenboeken getuigen. St. Annadal liep voorop met de toepassing van cinematografie, beeldversterking en röntgentelevisie. Op de röntgenafdeling van St. Annadal was een opleiding, zowel van radiologen als van röntgenpersoneel (radiologische laboranten). Vanuit St. Annadal zwermden dan ook vele hier opgeleide radiologen over de hele wereld.
1967
In het voorjaar van 1967 was de bouw van een nieuwe couveuse-afdeling en melkkeuken in volle gang. De nieuwe afdeling moest plaats hebben voor 22 prematuur geboren kinderen. Belangrijk element bij de couveuse-afdeling was de luchtconditionering. Vlakbij de afdeling kwam een melkkeuken voor de hele kinderafdeling.

1967
Het Sint Annadal ziekenhuis aan de voorzijde gezien.

1967

In september 1967 legde zuster Guillaume Gadiot haar functie als directrice van de verplegingsdienst neer om hoofd van het revalidatiecentrum De Maasgouw aan de Abtstraat in Maastricht te worden. Zij had de functie van hoofd van de verplegingsdienst al sinds oktober 1961 waargenomen, en maakte sinds 1963 deel uit van een driehoofdige directie, samen met geneesheer-directeur J. van der Heijden en directeur-econoom J. Banens. Daarvoor was zuster Guillaume drie jaar docente in de ARC geweest. Zij werd opgevolgd door zuster Constance. Zuster Constance, geboren als Johanna Volmer te Utrecht geboren, was in 1952 ingetreden bij de Liefdezusters van Sint Corolus Borromeus in Maastricht. Zij had al in diverse ziekenhuizen werkervaring opgedaan, vooraleer zij naar Sint Annadal kwam. In 1970 werd zij tot directrice van de verpleegkliniek ‘Zeevanc’ te Wijk aan Zee benoemd.


1967
In november 1967 had de officiële opening van het nieuwe opnamegebouw plaats. Behalve een ongevallen- en opname-afdeling waren daar poliklinieken voor chirurgie, cardiologie, pulmonologie en gynaecologie, plus twee operatiekamers. Het kwam vooral door het stijgende aantal ongevallen, dat die nieuwe accommodatie noodzakelijk was. Op de ongevallen-afdeling vond met een operatielamp, centrale zuurstof- en vacuümleiding, steriel verpakt instrumentarium etc.

1968
Het bestuur van St. Annadal en de medische staf verklaarden zich bereid om het ziekenhuis aan de minister van Onderwijs en Wetenschappen over te dragen in het belang van een te vestigen achtste medische faculteit. De Leidse studentenvereniging Limburgia demonstreerde voor een achtste medische faculteit in Maastricht.

1968
Het jaar 1968 was voor de Liefde Zusters van de H. Carolus Borromeus ofwel de Zusters onder de Bogen, een bijzonder jaar: het was 125 jaar geleden dat ‘Moeder Elisabeth Gruyters haar eerste vijf zusters naar het gesticht Calvariënberg bracht om zich te wijden aan zieken en gebrekkigen. In 1968 was het bovendien vijftig jaar geleden, dat enkele Zusters naar Indonesië gingen om zich daar te vestigen.
1969
De regering nam het besluit dat de achtste medische faculteit in Maastricht gevestigd zou worden. Bedoeling was om het St. Annadalziekenhuis in fasen te academiseren, zodat dit ziekenhuis als werkplaats van de faculteit zou dienen. De belangrijkste redenen om voor Maastricht te kiezen waren: de noodzaak van spreiding van wetenschappelijk onderwijs, de noodzaak van economische compensatie na de mijnsluitingen en het belang van een Nederlandse universiteit op de cultuurdriesprong naast Duitse en Franstalige instellingen in Aken en Luik.
1970
In januari 1970 opende St. Annadal een Intensive Care Unit, waarin ernstig zieke patiënten werden samengebracht om ze goed mogelijk te verplegen en te bewaken met een elektronisch bewakingssysteem. Deze patiënten hadden vaak problemen met de ademhaling en / of de bloedsomloop. De verpleegkundigen op deze unit kregen een specialistische opleiding.
1970
In 1969 opende de internist en nefroloog Ton Hintzen de nieuwe afdeling voor haemodialyse. Een jaar later werden kunstnierbelandelingen uitgevoerd. Nierpatiënten uit de hele regio meldden zich bij deze kliniek. De verpleegkundigen hadden hiervoor een opleiding in Leiden gevolgd. Op de foto staan: dokter Hintzen, zuster Lemmens en zuster Moes.


De minister van Onderwijs en Wetenschappen, Gerard Veringa, verklaarde dat de nieuwe medische faculteit in het kader van een nieuw te stichten universiteit in Maastricht moest komen. Er kwam een voorbereidingscommissie tot stand onder voorzitterschap van Sjeng Tans. De Maastrichtenaar Tans was oud-voorzitter van de Partij van de Arbeid (PvdA) en zat als onderwijsspecialist in de Tweede Kamer. De nieuw benoemde hoogleraren in spe die de zogenaamde Kerngroep vormden, werkten de basisfilosofie uit.
1972
St. Annadal kreeg er twee afdelingen voor intensieve zorg bij: een algemene intensive care-afdeling en een hartbewakingseenheid met moderne hartbewakingsapparatuur. Die laatste eenheid maakte deel uit van de afdeling cardiologie.

Met de basisfilosofie liet de Kerngroep zien dat de medische faculteit in Maastricht anders was dan de andere faculteiten. Qua didactiek stond het onderwijs in het teken van probleemoriëntatie, zelfwerkzaamheid én kleinschaligheid, dus werken in groepjes. De universiteit ‘nieuwe stijl’ zou zich van de bestaande universiteiten onderscheiden door haar interdisciplinaire aanpak, terwijl zij vanuit haar maatschappelijke betrokkenheid zou inspelen op (praktische) problemen in de samenleving. Er werd naar aansluiting gezocht met St. Annadal en andere ziekenhuizen in de regio.
1974

Om een point of no return te bereiken ging het medisch onderwijs met 50 cursisten van start – zonder wettelijke regeling. Harmen Tiddens, voorzitter van de Kerngroep, sprak de cursisten toe en wees hen op het belang van onderwijsvernieuwing.



1976

Op 9 januari 1976 was de dies natalis van de Rijksuniversiteit Limburg. De universiteit beschikte toen over twee faculteiten: een Faculteit der Geneeskunde én een Algemene Faculteit. De medische faculteit moest wettelijk gezien over een werkplaats, een academisch ziekenhuis, beschikken vanwege haar taken op het gebied van onderwijs en onderzoek. Onder toeziend oog van de voorzitter van de Kerngroep, Sjeng Tans, ondertekende koningin Juliana de oorkonde.

1979
Vanuit Den Haag kwam toestemming om een nieuw academisch ziekenhuis in Maastricht te bouwen.

Vanaf 1 september 1979 tot in 1986 was J. B.M. Verhey, door de Kroon tot voorzitter van het ziekenhuis Maastricht en door het Annadalbestuur tot zijn voorzitter benoemd. In 1980 gingen beide besturen samen vergaderen. De academisering verliep stroef.
1980
Luchtfoto van het ziekenhuis Sint Annadal.


In mei 1980 bracht de kunstenaar Charles Eyck (1897-1983) ruim drie weken in het ziekenhuis St. Annadal door. Hij zette zijn ervaringen op papier en schreef / tekende het boek: Mijn vakantie in de witte dalen van St. Annadal.
1981

Kort na de oprichting van de Rijksuniversiteit Limburg kwam een voorlopig laboratorium achter het ziekenhuis Sint Annadal gereed. Dit werd omgebouwd tot een groot, modern Biomedisch Centrum aan de Beeldsnijdersdreef. In 1981 opende Sjeng Kremers (1933), sinds 1977 commissaris van de Koningin in Limburg, dit nieuwe Biomedisch Centrum. Kremers was energiek pleitbezorger voor de bouw van een academisch ziekenhuis in Maastricht.

1982
Tot 1982 bezetten de Zusters onder de Bogen de cruciale posities in de verpleging, maar in dat jaar zagen zij zich genoodzaakt om afscheid te nemen van het St. Annadalziekenhuis.

De specialisten van St. Annadal en het Rijk gingen akkoord met een schikkingsvoorstel ten aanzien van het uitkopen van specialisten die in St. Annadal werkzaam waren.
1984

De bouw van het nieuwe academisch ziekenhuis in Randwijk ging van start. Het architectenbureau Swinkels Passchier ontwierp het gebouw.
Op 11 mei 1984 werd in het St. Annadalziekenhuis een vijfling geboren. Na dertig weken zwangerschap schonk de voormalige kleuterleidster Mia Brands het leven aan Martijn, Lonneke, Maaike, Koen en Noortje, zo liet Jelte de Haan, hoogleraar gynaecologie en hoofd van de verloskundige afdeling, op een persconferentie weten. De kinderen, drie meisjes en een jongen, kwamen tien weken te vroeg ter wereld en maakten het naar omstandigheden goed. Bij elkaar wogen ze 5440 gram. Normaliter wordt een vijfling slechts eenmaal in de 250 jaar geboren. In dit geval was de zwangerschap met vruchtbaarheid stimulerende middelen totstandgekomen. In het Limburgsch Dagblad van 11 mei stak De Haan zijn kritiek op het ziekenhuis van Boxtel, waar de vrouw de behandeling had ondergaan, niet onder stoelen of banken: hij stelde dat deze vijfling ‘een complicatie van een hormoonbehandeling genoemd’ moest worden. Pam Ramaekers , hoofd van de afdeling kindergeneeskundeende en hoogleraar kindergeneeskunde in Maastricht, nam de gelegenheid te baat om voor de komst van intensive careplaatsen voor ‘risicobabay’s’ te pleiten. In 1990 lieten de ouders lieten hun verhaal op schrift stellen door Ineke Platel, die het boek De Boxtelse vijfling publiceerde.
1986

Op 1 januari 1986 ging het ziekenhuis St. Annadal formeel over naar het academisch ziekenhuis Maastricht. Het azM ging zich geleidelijk aan profileren op het gebied van hart- en vaatziekten, de chirurgische therapie van hartritme-stoornissen, hemodialyse en niertransplantatie, in vitro fertilisatie (IVF), intensive care neonatologie en autologe beenmergtransplantatie.




Het Sint-Annadal ziekenhuis in 1986 vanuit de lucht gezien. De bouw van het nieuwe academische ziekenhuis in de wijk Randwijck (Maastricht) was toen al in volle gang. Na het nodige politieke duw- en trekwerk besloot de minister van Onderwijs en Wetenschappen, Wim Deetman van het CDA (Christen Democratisch Appel) dat het een ‘volwaardig’ academisch ziekenhuis met diverse (super)specialismen zou worden. Zie de afbeelding in 1989.

In de zomer van 1986 vond de eerste experimentele autologe beenmergtransplantatie plaats in het St. Annadalziekenhuis. Deze operatie was mogelijk dankzij de kennis die Geert Blijham in Houston in het M.D. Anderson Cancer Center, het grootste kankercentrum ter wereld, had opgedaan. Blijham staat rechts op de foto.
1987
Uit de Algemene Faculteit ontstond de Faculteit der Gezondheidswetenschappen met zeven studierichtingen.
1989

In samenwerking met het De Wever ziekenhuis, nu Atrium MC, in Heerlen ging in het azM de neurochirurgie van start. Ondertussen was de nieuwbouw van het academisch ziekenhuis Maastricht in volle gang.
1990

Van 1990 tot 2003 was de gewezen tandarts Jan Carpay (1941-2007) voorzitter van de raad van bestuur van het azM. Hij stond bekend als een ‘ferme en doortastende’ bestuurder die het conflict niet uit de weg ging. Vanaf eind 1990 begon de verhuizing naar het nieuwe azM. Op de foto hieronder is Carpay aan het woord, terwijl de jonge econoom Lou Brans Brabant, directeur financiële en economische zaken, een en al oor is.

1991

In februari verhuisden alle patiënten naar het nieuwe azM.


1995
Een oefening in bedden opmaken.

2000
Het azM profileerde zich met de medische faculteit op het gebied van hart- en vaatziekten, klinische voeding, perinatale geneeskunde, oncologie, biomedische neurowetenschap, experimentele psychopathologie en transmurale zorg. Aangezien het azM als enige academische ziekenhuis ook de functie had van streekziekenhuis, kwam de academische functie van onderzoek en topreferente zorg (de last resort voor patiënten met moeilijk te behandelen aandoeningen) soms in de knel.
In 2000 begonnen de eerste gesprekken tussen rector magnificus prof. dr. Arie Nieuwenhuijzen Kruseman, hoogleraar interne geneeskunde, in het bijzonder de endocrinologie, en Carpay over integratie, zo niet fusie, van de Universiteit Maastricht en het azM. Vraag was of het in navolging van het Universitair Medisch Centrum Amsterdam mogelijk was om ook in Maastricht tot een Universitair Medisch Centrum te komen, waarbij de drie pijlers van de academische geneeskunde - onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg – nauw met elkaar verbonden werden.
2001

In Randwijck dijdde het complex van het academisch ziekenhuis en de onderwijs- en onderzoeksgebouwen van de Universiteit Maastricht flink uit.
2002
In 2002 kwam het samenwerkingsverband MUCH (Maastricht University Centre for Health), tot stand. Vooral rector magnificus Arie Nieuwenhuijzen Kruseman streefde naar meer aandacht voor gedrag en gezondheid naast zorg voor ziekte.
2003
Guy Peeters was van 2003 tot 2015 bestuursvoorzitter van het azM.
2007
De Faculteit der Geneeskunde en de Faculteit der Gezondheidswetenschappen fuseerden tot de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML).
2008
Het azM en FHML vormden samen het Maastricht UMC+. De + staat voor de ‘pluspunten’ die het samengaan van patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs met zich meebrengen. Het Maastricht UMC+ betekende geen fusie tussen het academisch ziekenhuis en de universiteit. Het onderzoek in het Maastricht UMC+ werd geconcentreerd in onderzoeksinstituten: de graduate school for Cardiovascular Diseases (CARIM), de school for Oncology and Developmental Biology (GROW), de Care and Public Health Research Institute (CAPHRI), de School of Nutrition and Translational Research in Metabolism (NUTRIM), de School for Mental Health and Neuroscience (MHeNS), de School of Health Professions Education (SHE), het Institute of Technology-Inspired Regenerative Medicine (MERLN), en het Maastricht Multi Model Molecular Imaging Institute (M4l).
2015
Guy Peeters (1954) stapte op als voorzitter van het bestuur azM/Maastricht UMC+ en gaf het stokje over Marja van Dieijen-Visser (1954). Van Dieijen-Visser studeerde scheikunde en wiskunde in Leiden en promoveerde in 1981 op ‘Behaviour of tissue enzymes in the circulation’. Sinds 1993 is zij hoogleraar in ‘Clinical Chemistry’ (zie: https://www.mumc.nl/en/over-mumc/management-organisation/executive-board).